DENKBEELD VIII
DOOD?
Grafmonumenten voor twee vrouwen in de Bahá’í Tuinen op de Berg Karmel
Waarom de mens onsterfelijk is
Het leven op aarde is slechts het voorland van ons eeuwig bestaan. Profeten en denkers spreken allen van een leven na dit leven. Het is verlossend om het bestaan in dat perspectief trachten te zien.
De onsterfelijkheid is een universele gedachte van de mensheid. Sinds zijn geestelijk ontwaken eert de mens zijn doden omdat hij aanvoelt dat ze leven. Mensen kunnen over begraafplaatsmuren heen kijken. De menselijke geest behoort tot een hogere bestaansvorm dan het vergankelijke brein. Als in de hersenen het licht uitgaat blijkt er een wereld in licht te baden.
Bahá'u'lláh leert dat de bewuste ziel, ons diepste wezen, de dood glorieus doorstaat. Sterven leidt naar een aansluitende, hogere bestaansvorm van hetzelfde Ik als het ík dat ons in de spiegel aankijkt. We blijven die we zijn en veranderen niet van persoonlijkheid.
Al wat wij hebben meegemaakt, gedaan, verzuimd, geleden en genoten, is in het hologram opgeslagen dat wijzelf zijn. Nooit eerder is zoveel geopenbaard over het plaatsloos toekomstland van ons allen als in de jongste Openbaring van God.
Ons bewustzijn wordt niet door de hersenen voortgebracht. In ons oor klinkt ook muziek als er geen instrumenten spelen. Dromen tonen aan dat er wonderwerelden zijn waar zintuigen werken terwijl ze niet werken. "Denk aan uw staat tijdens de slaap. Waarlijk Ik zeg u, dit verschijnsel is het meest geheimzinnige onder Gods tekenen voor de mens."
Al wat samengesteld is zal sterven en weer uiteenvallen in de materie waaruit het werd samengevoegd door de geest. Dit principe beheerst de hele kosmos en bepaalt het bestaan van sterrenstelsels, kristallen, planten, dieren en ook het lichaam van de mens.
Bahá'u'lláh leert dat de werelden Gods talloos en oneindig zijn - niemand kan ze tellen of bevatten, behalve de Schepper van die werelden zelf.
Geen reïncarnatie
Het lichaam is een eenmalige uitdrukking van onze innerlijke eenmaligheid, de stoffelijke uitdrukking van onszelf. Daarom kunnen wij achteraf niet een tempelkat, schoothond of andermans nakomeling worden. Er komt geen hergeboorte, geen herhaling van hetzelfde. God doet niets nog een keer over.
In remigratie naar het geleefde leven als veredelingsweg van de ziel is niet voorzien. Er zijn in het verlengde van het aardse leven talloze werelden buiten deze wereld die evenzo vele verschillende groeicondities bieden boven het voorstelbare - een eindeloos continuüm waarin wij voor onszelf en anderen worden die we in wezen waren toen God ons schiep.
Geen verrijzenis
Er komt geen verrijzenis uit hunebedden, mummiekisten, knekelvelden of crematie-urnen; want allen die begraven, verslonden, verdronken, gemummificeerd of verast werden, zijn sinds hun sterven in leven, in ondoorgrondelijke velden van een werkelijker werkelijkheid dan het aardse leven. Ons bewustzijn leent zich ook voor transcendenten werelden. Het zelfbesef is ons geboortegeschenk, de sleutel tot de schouwing van de gehele schepping. Zonder dit vermogen zouden er geen mensen naast ons en geen sterren boven ons zijn en geen rozen, nachtegalen of golvende zeeën.
Geen hemel en hel
Hemelen en hellen zijn toestanden van het hart dat dicht bij of ver weg staat van het Almachtige waar alles in het diepst om draait. Door God en Zijn werkelijkheden te loochenen ontsnapt de mens niet aan de eeuwigheid. Ongeloof creëert geen realiteiten door ze te ontkennen.
Bahá'u'lláh openbaart, dat het leven na dit leven onbeschrijflijk vrijer en lichter is dan het leven op aarde, en dat wij een rol kunnen spelen voor anderen, hier en ginds. Er komt geen eeuwige rust bij harpmuziek op wolkenkussens. Leven, ook daar, zal een activiteit blijken.
Maar werkelijk leven
De ingevingen en inzichten die de wereld verrijken, worden aangestuurd vanuit de levende werkelijkheid waarin wij stervende ontwaken. Niets gebeurt er in deze wereld zonder betrokkenheid van de anderen daarginds. Voor die werelden na deze wereld schiet het voorstellingsvermogen tekort. Wij bevinden ons in de geestelijke geestesgesteldheid van het ongeboren kind dat niets weet van de wereld van de geborenen, ook al heeft het oren en ogen en een basis voor het verstand.
Samen met dierbaren
Over wat na dit leven volgt, verhalen de Boodschappers Gods. Hun kennis van de hogere werkelijkheden komt uit die hogere werkelijkheden. Geen informatie is geloofwaardiger voor wie goed nadenkt.
Bahá'u'lláh leert, dat wij niet zullen worden wedergeboren in een andere persoon en dat de dood ons daarom niet van ouders, kinderen, geliefden of vrienden scheidt. De mens behoudt allen om hem heen en wint er mensenzielen, engelen en hogere wezens bij die over hem hebben gewaakt toen hij nog op aarde verkeerde en zo weinig wist.
WOORDEN VAN BAHÁ'U'LLÁH
Over de ziel na de dood
- De Profeten en Boodschappers van God zijn naar de aarde gezonden met als enige doel de mensheid te leiden naar het Pad van de Waarheid. Aan Hun openbaring ligt de opzet ten grondslag alle mensen zodanig op te voeden dat zij in hun stervensuur in de hoogste zuiverheid en heiligheid en volkomen onthecht kunnen opstijgen naar de Troon van de Allerhoogste.
- Het licht dat die zielen uitstralen, veroorzaakt de vooruitgang van de wereld en de ontwikkeling van haar volkeren. Zij zijn als de zuurdesem die de wereld van het bestaan doortrekt, de bezielende kracht die alle kunsten en de wonderen van de wereld beweegt. Door hen daalt milddadige regen neer op de mensenwereld en brengt de aarde vruchten voort.
- Weet dat de ziel waarlijk, na gescheiden te zijn van het lichaam, zich verder ontwikkelt tot in de nabijheid van God, in een staat die noch door jaren en eeuwen, noch door de wisselvalligheden van deze wereld verandert.
- De ziel zal voortbestaan zolang als het Koninkrijk van God duurt, Zijn soevereiniteit, Zijn heerschappij, Zijn macht. Zij zal de tekenen en eigenschappen van God manifesteren en Zijn barmhartigheid en mildheid openbaren. De beweging van Mijn Pen stokt terwijl hij de verhevenheid en glorie van zulk een hoge staat tracht te beschrijven.
- De eer waarmede de Hand van Genade de ziel zal bekleden, kan geen woord treffend aanduiden noch op andere wijze in aardse termen uitdrukken. Gezegend de ziel die op het uur van scheiding van het lichaam bevrijd is van de ijdele verbeeldingen van werelds denkende mensen. Zulk een ziel beweegt, leeft naar de Wil van haar Schepper en gaat het allerhoogste Paradijs binnen. De Maagden des Hemels en de bewoners van de meest verheven verblijven zullen zich rondom haar bewegen, en de Profeten Gods en Zijn uitverkorenen zullen haar gezelschap zoeken. Met hen zal die ziel zich vrijelijk onderhouden en aan hen zal zij verhalen wat zij te verduren had in het pad van God, de Heer aller werelden
- Zou aan enig mens worden verteld wat voor de ziel is beschikt in de werelden van God, de Heer van de Troon in den hoge en op aarde, dan zou zijn hele wezen terstond in vuur en vlam raken door het verlangen die verheven, geheiligde en schitterende staat deelachtig te worden.
Over het wezen van de ziel
- Weet dat de ziel van de mens verheven en onafhankelijk is boven alle gebreken van lichaam of geest. Dat een ziek mens tekenen van zwakte vertoont, is te wijten aan de belemmeringen die zich tussen ziel en lichaam plaatsen, want de ziel zelf blijft onaangetast door lichamelijke verstoring.
- Beschouw het licht van de lamp. Ofschoon een voorwerp haar stralen kan onderscheppen, blijft het licht als zodanig onverminderd schijnen. Evenzo is een ziekte die het lichaam van de mens aantast, een belemmering voor de ziel waardoor zij haar innerlijke kracht en macht niet naar buiten kan brengen. Maar wanneer de ziel het lichaam verlaat, zal zij haar volle kracht uitstralen en een werking vertonen ie niets op aarde kan evenaren. Iedere zuivere, gelouterde en geheiligde ziel zal geweldige krachten vertonen en uitbundig blij zijn.